Opinie: we moeten van Fair Practice code naar actie
Het genderverschil in beloning in de cultuursector tussen mannen en vrouwen bedraagt 20 procent. De Boekmanstichting presenteerde deze conclusie eind maart, na onderzoek te hebben gedaan naar genderongelijkheid in de beeldende kunst, in opdracht van het Niemeijer Fonds. Deze kennis is een belangrijke bouwsteen voor de aanpak van sociale onveiligheid, en wel een ander soort aanpak dan die we tot nu toe kennen: de urgentie voor verandering van een seksistisch en ongelijk werkklimaat wordt in de cultuursector breed gedragen, maar de voorgestelde aanpak richt zich te weinig op de economische oorzaken.
Dat er sprake is van onveiligheid voor werkenden in de cultuursector is door de vele onthullingen en rapporten van de afgelopen jaren een gemeenplaats. Er is steeds meer aandacht voor trainingen in inclusief leiderschap, diversiteit op de werkvloer, oefeningen in consent tijdens repetities, het instellen van vertrouwenspersonen en klachtenprotocollen, en is er steeds meer ruimte voor ‘lastige gesprekken’. Toch beklijft in de sector het gevoel dat we niet verder komen. Er moet meer gebeuren.
Veel onderzoekers op nationaal en Europees niveau betogen dat er een duidelijk verband bestaat tussen de economische onzekerheid van werkenden en hun kwetsbaarheid voor onveiligheid op de werkvloer. In Nederland werd hier tot nu toe weinig over gesproken, laat staan naar gehandeld. Ook was er onder beleidsmakers weinig interesse om cijfermatig en intersectioneel onderzoek te doen naar ongelijkheid in de kunsten. Dat uiteindelijk het geld van een privaat fonds moest komen voor een eerste aanzet voor zulk onderzoek zegt veel.
“Er is steeds meer ruimte voor ‘lastige gesprekken’. Toch beklijft in de sector het gevoel dat we niet verder komen. ”
Maar goed: het rapport van de Boekmanstichting toont ons een loonkloof van twintig procent tussen mannen en vrouwen in de beeldende kunst. Daarnaast laat het ons ook zien dat vrouwen vaker uitstromen naar andere beroepen dan mannen. 64 procent van de alumni van kunstvakopleidingen is vrouw, maar uiteindelijk blijft 54 procent langere tijd werkzaam als kunstenaar. Vrouwen werken daarbij vaker parttime als kunstenaar in combinatie met een bijbaan of doen kunst ‘ernaast’: 26 procent van de vrouwen versus 16 procent van de mannen heeft meerdere inkomstenbronnen buiten hun primaire kunstpraktijk. In de leeftijd wanneer er vaak jonge kinderen thuis zijn - tussen de 35 en 44 jaar - is de verhouding nog schever: 38 tegenover 13 procent.
Welke stappen kunnen gezet worden? Allereerst is het van belang deze loon- en subsidiekloof per instelling, per cultuurfonds, in kaart te brengen. In april 2023 heeft de Europese Raad een verplichting ingesteld voor openbare looninformatie, aanpak voor beloningsdiscriminatie, en structurele monitoring en handhaving, met als eis voor de lidstaten om dit voor 2026 volledig doorgevoerd te hebben. Het algemene gebrek aan transparantie over beloningsniveaus heeft namelijk tot gevolg dat beloningsdiscriminatie en vooroordelen op grond van gender en andere intersectionele uitsluitingsvormen onopgemerkt blijven of moeilijk te bewijzen zijn.
“Stap één is om de Fair Practice Code concreet te maken, door bijvoorbeeld de verplichte naleving hiervan te verbinden aan duidelijke resultaatverplichtingen voor loontransparantie en gelijkwaardige beloningen.”
De implementatie in Nederland, lezen we op de website van de Eerste Kamer, loopt achter. Maar daar waar andere sectoren niet thuis geven, en de overheid onvoldoende gas geeft, kan de cultuursector een voortrekkersrol vervullen. Stap één is om de Fair Practice Code concreet te maken, door bijvoorbeeld de verplichte naleving hiervan te verbinden aan duidelijke resultaatverplichtingen voor loontransparantie en gelijkwaardige beloningen.
Een nieuw kabinet dat wetten kan invoeren, laat immers nog lang op zich wachten. En stel dat er voor de zomer een doorbraak in de formatie komt, valt er geen hoofdrol van deze nieuw aangestelde bewindspersonen te verwachten. Initiatief van de kunstinstellingen en subsidiënten is daarom een pré. Op dit moment zitten vertegenwoordigers van instellingen, de creatieve industrie, samen met de Kunstenbond, De Creatieve Coalitie en de FNV aan tafel om een zogenaamd sectoraal convenant op te stellen om afspraken rondom Fair Practice concreet te maken. Hier ligt een kans, ook voor andere kunstdisciplines dan de Beeldende kunst en de creatieve industrie, waar de loonkloof zelfs 30 procent bedraagt.
De federaties laten zich tot nu toe echter moeilijk verleiden om meer afspraken te maken. Zolang de overheid niet thuis geeft, blijven zij namens de instellingen vragen om meer geld om Fair Practice te implementeren. Natuurlijk is de vraag terecht, maar loontransparantie kan ook zonder extra budgetten. In het aanzetten van beleidsmakers tot actie, kunnen cijfers immers veel doen. Als gelijkwaardigheid in de Nederlandse samenleving een streven is, laten we dan in de cultuursector tonen hoe het moet.